Afgelopen week werd ik geraakt door het nieuws dat een
meisje van 14, Nina, zelfmoord heeft gepleegd omdat ze werd gepest. De pijn die
dit met zich meebrengt is niet te bevatten. Er wordt veel over gezegd. En
geschreven. En gedeeld. Maar ook veel gewezen. Naar school. Naar de pesters.
Naar de ouders van de pesters. En zelfs naar de ouders van Nina. Alsof zij nog
niet genoeg moeten dragen.
Dat is wat we doen in dit soort situaties. We voelen de
pijn, de onmacht, het verdriet. En omdat we daar geen weg mee weten, zoeken we
een zondebok. Iemand om de schuld te geven. Iemand die verantwoordelijk is voor
dit afschuwelijke verlies.
Maar de waarheid is: er is niet maar één zondebok. Er is
geen simpele dader aan te wijzen. Pesten is een maatschappelijk probleem. Een
groepsproces. Een collectief gemis aan veiligheid. En dat betekent dat we er
allemaal een rol in hebben. Niet om ons schuldig te voelen, maar om ons bewust
te worden.
Wat doe jij als je ziet dat iemand buitengesloten wordt?
Wat doe jij als je merkt dat je eigen kind misschien pest, of gepest wordt? Wat
doe jij als leraar als een leerling zich onveilig voelt in jouw klas?
We lossen dit probleem niet op door te wijzen. We lossen dit
alleen op door te kijken. Naar onszelf. Naar onze rol. En naar hoe we
veiligheid kunnen creëren, juist daar waar het ontbreekt.
Pesten is een complex groepsproces. En dus gaan we, uit
onmacht, wijzen. Maar helaas krijgen we Nina daar niet mee terug. En lossen we
het probleem ook niet op. Sterker nog: we vergroten de kloof. De verdeeldheid.
Terwijl juist verbinding nodig is.
Ik zie het ook in mijn werk. Ik begeleid op dit moment een
meisje van – toevallig – ook 14. Ze is thuis komen te zitten nadat een groep
meiden haar in elkaar sloeg. Zij zit nu thuis. Niet de meiden die haar schopten
en sloegen. Zij.
En ja, school weet zich geen raad. En ja, het is
ingewikkeld. Maar dit meisje mag nu haar leerjaar overdoen omdat anderen haar
onveilig maakten. En alsof dat nog niet genoeg is, krijgen haar ouders ook nog
te horen dat ze niet meer welkom zijn op school, omdat ze – uit pure wanhoop en
angst – boos zijn geworden.
Moeten we dan wijzen naar school? Naar de ouders van de
pesters? Naar de ouders van dit meisje?
Of durven we onszelf de vraag te stellen: Wat zou ik doen
in deze situatie?
Want nee, jouw kind is misschien niet het slachtoffer. Of de
dader. Maar wat als jouw kind er wel naast staat? En leert dat zwijgen
makkelijker is dan opstaan? Wat als jouw kind ziet dat iemand gepest wordt en
besluit: ik zeg niks, want dan ben ik straks de volgende?
Groepsdruk is een stille dader. Thuis kan je kind heel lief
zijn. Maar op school gelden andere wetten. En dus kan een kind dat thuis rustig
is, op school ineens pesterig doen. Niet omdat het slecht is, maar omdat het
zich wil beschermen. Omdat het ook niet weet hoe het anders moet.
Dat is waar het misgaat. En daar ligt onze taak. Als ouders.
Als leraren. Als begeleiders. Als mensen.
Laten we stoppen met wijzen. En beginnen met luisteren. Echt
luisteren. Naar kinderen die zich onveilig voelen. Naar ouders die het even
niet meer weten. Naar pesters, die vaak zelf met pijn of onzekerheid zitten.
Want ook zij hebben hulp nodig.
Laat meisjes zoals Nina weten dat ze niet alleen zijn. Geef
ze een plek. Een veilige plek. Waar ze hun verhaal kwijt kunnen. Waar ze
gehoord worden. Zonder oordeel. Zonder oplossingen. Gewoon: gezien worden.
Als ik terugdenk aan mijn eigen jeugd, dan miste ik dat. Een
leraar die niet zei: “Je bent te gevoelig.” Maar eentje die zei:
“Ik zie wat er gebeurt. En ik weet misschien niet de oplossing. Maar je
mag bij mij terecht.”
Dat alleen al had een verschil kunnen maken.
Dus lieve Nina, wat verdrietig dat jij dacht dat je geen
andere uitweg meer had. Wat verdrietig dat jouw stem nu voorgoed stil is. Wat
verdrietig dat jij ons laat achterblijven met dit gat. En deze vragen.
Laat ons jouw naam gebruiken om iets te veranderen. Niet met
woede of verwijten. Maar met bewustzijn. Met aandacht. En met liefde.
Denk je aan zelfmoord? Praat erover. Bel 113 of ga
naar www.113.nl. Je bent niet alleen.